Achtergrond

Begin
Gregoriaans is een muziekstijl die is ontstaan in de vroege christelijke gemeenschappen, in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Bijbelteksten en andere liturgische teksten werden voor een goede verstaanbaarheid op een verhoogde toon voorgedragen. In de loop van de tijd werden melodische versieringen aangebracht. Het belangrijkste element is de tekst, maar de muziek is een onmisbare ondersteuning. Gregoriaans is dus liturgische muziek.

Verschillen ontstaan
Hoewel er intensief tussen de gemeenschappen werd gereisd, onstonden er verschillende melodieen bij gelijke teksten. Ook ontstonden er toch verschillende vormen van liturgie. Dit leverde steeds vaker problemen op bij bijeenkomsten waarbij mensen uit verschillende streken bij elkaar kwamen.

Gregorius Paus Gregorius
In de zevende eeuw besluit paus Gregorius dat dit niet langer zo kan. Hij geeft opdracht om alle liturgische teksten en melodieen te verzamelen, en daarna een keuze te maken die voor de héle kerk zal gelden. Dit werk wordt pas enkele tientallen jaren na zijn dood opgepakt en uitgevoerd. Toch is zijn naam verbonden gebleven met deze vorm van muziek.

Taal
Een eerste kenmerk van gregoriaans is de taal. Grieks was de voertaal van de vroegste christelijke gemeenschappen. In de tijd dat deze standaardisering werd uitgevoerd, was echter Latijn de liturgische taal. Het is dus niet verwonderlijk dat de meeste teksten in het Latijn zijn overgeleverd. Mij zijn maar twee gregoriaanse liederen bekend die hiervan afwijken omdat ze woorden uit het Grieks bevatten. De meest bekende hiervan is het "Kyrie Eleison".

Eenstemmig
Een ander kenmerk van gregoriaans is dat het eenstemmig is. Dit in tegenstelling tot de meerstemmige Latijnse missen. Gewoonlijk geldt: gregoriaans is in Latijn, maar Latijn is niet automatisch gregoriaans.

Uitbreidingen
In een tijd dat lezen en schrijven geen gemeengoed was, werden de teksten en melodieen uit het hoofd geleerd. Koorleiders en voorzangers voegden soms extra reeksen noten toe omdat zij daarmee een extra gevoelswaarde mee wilden geven. Deze zogenaamde melismen werden soms zelfs zo lang, dat er extra stukken tekst bij werden verzonnen om de notenreeksen weer te kunnen onthouden. Deze extra teksten noemen we troperingen (of sequensen).

Neumen
Het muziekschrift zoals wij dat nu kennen bestond nog niet. Koorleiders schreven de teksten op en maakten voor zichzelf af en toe boven een tekst een tekentje zodat zij wisten dat een bepaalde lettergreep op een bepaalde manier moest worden uitgevoerd. Deze tekens worden door elkaar opvolgende koorleiders van elkaar overgenomen. Er zijn echter verschillende systemen in omloop geweest. Een algemene naam voor deze tekens is neumen.

Fesler Notenschrift?
De relatieve toonafstand tussen de noten is in de oudste teksten niet terug te vinden. In de latere boeken worden de tekens (neumen) soms op verschillende hoogte geplaatst, soms met hulplijnen, wat kan worden gezien als een begin van het notenschrift. Rond het jaar 1000 ontwikkelt Guido van Arezzo het vierkante notenschrift zoals dat nu nog steeds gebruikt wordt bij de notatie van gregoriaans.

Heropleving gregoriaans
Nu maak ik een sprong van ongeveer 800 jaar. Na een lange periode waarin het gregoriaans steeds weer wordt vereenvoudigd, blijkt in het begin van de negentiende eeuw het gregoriaans te zijn vervallen tot melodieen met noten van allemaal dezelfde lengte. Door het zo uit te voeren is alle geestkracht er uit verdwenen. Maar dat kan niet! Gregoriaans is gelijk aan bidden. In de kloosters gaat men zoeken naar de oorspronkelijke liturgische muziek. Dus het gregoriaans zoals dat rond het eerste millennium werd gezongen. Ik heb hiervoor al geschetst dat dat nog helemaal niet zo gemakkelijk is. Het is een monnikenwerk om alle oude handschriften te verzamelen en uit te pluizen. Daarna moet zo goed mogelijk het origineel worden gereconstrueerd. Een groot deel van dit werk is gedaan en wordt nog steeds gedaan door Benedictijner kloosterlingen in het Franse Solesmes.

Relatieve toonhoogte
Tegenwoordig wordt gregoriaans genoteerd in een notenschrift dat, ondanks de goed zichtbare verschillen, wel iets weg heeft van het gangbare notenschrift. Het gregoriaans wordt echter gezongen op relatieve noten. Do, re, mi, fa, sol, la, ti, do. Als sleutel aan de balk kennen we dan ook de do-sleutel en de fa-sleutel. Als ik dit simpel vertaal naar het huidige notensysteem dan staat de do-sleutel voor de lijn die de toon C aangeeft, en de fa-sleutel voor de lijn die de toon F aangeeft. De positie van die sleutels kan varieren. De verklaring van do naar C en van fa naar F is alleen bedoeld voor herkenbaarheid voor mensen die een instrument willen gebruiken om de melodie uit te proberen. Gewoonlijk wordt de toonhoogte van het stuk zo gekozen dat de meeste zangers het hele stuk mee kunnen zingen. Hierbij zal de do-sleutel zelden exact de C aangeven. Bij gregoriaans is niet de absolute toonhoogte van belang, maar de toonsafstand tussen de verschillende opeenvolgende tonen.

Tekstaccenten
Een poging om gregoriaans in "modern" notenschrift te noteren is vrijwel onmogelijk. Omdat het belangrijkste element de tekst is, moet in de notatie een mogelijkheid worden gevonden om allerlei spreekaccenten aan te geven. Bijvoorbeeld. Een belangrijke letergreep wordt gewoonlijk een fractie langer aangehouden dan een minder belangrijke lettergreep. Deze verlenging is echter zo klein dat een uitwerking in "moderne" muzieknotatie bomvol komt te staan met hele korte nootjes. Een ander voorbeeld is het ritme. Het is niet mogelijk om gregoriaans in een vast ritme te vangen. Wie de CD heeft gehoord van paus Johannes Paulus II kan horen dat zijn Pater Noster op een gegeven moment uit de maat lijkt te gaan. Dit is echter een voorbeeld van oorspronkelijk gezongen gregoriaans naast een hedendaags, regelmatig ritme.

Slot
Al met al een hobby die zoveel verschillende interessante raakvlakken heeft, dat er eigenlijk altijd wel wat bij te leren valt. Mocht u belangstelling krijgen om in een schola mee te zingen, neem dan eens contact op met de Schola Cantorum Campensis.